Bomdreiging
© Otto Adang, 2004
Jaarlijks gebeurt het in Nederland meer dan duizend keer: iemand belt op naar de politie, de brandweer, een krant of een bedrijf met de mededeling dat er een "bom" zal ontploffen. Het is de taak van de politie om op de juiste wijze op bom-meldingen (en op andere dreigingen) te reageren.
In het dagelijks spraakgebruik wordt het begrip "bommen" gebruikt voor alle soorten explosieven. Strikt genomen zijn bommen fabrieksmatig vervaardigde militaire explosieven. Bij zogenaamde "bomaanslagen" worden daarentegen geïmproviseerde explosieven gebruikt. Deze worden internationaal aangeduid als IEDs (Improvised Explosive Devices).
REAGEREN OP MELDINGEN

Bij meer dan 90% van de zogenaamde bom-meldingen is er geen sprake van een explosief en gaat het dus om een valse melding. Het is voor het politie-optreden van wezenlijk belang een zo goed mogelijk onderscheid te maken tussen valse en serieuze meldingen. De politie zal iedere keer weer moeten inschatten of er een redelijk vermoeden bestaat dat er sprake is van een geïmproviseerd explosief en of het noodzakelijk is een verkenning uit te voeren en tot ontruiming van het "bedreigde" object over te gaan. Daarbij moet rekening gehouden worden met de omstandigheid dat ontruimen niet alleen geld kost, maar ook onontkoombaar publiciteit met zich meebrengt. Iedere publiciteit over explosieven leidt tot vele nieuwe valse meldingen. Evaluatie van bom-meldingen is de taak van de speciaal opgeleide teamleider explosievenverkenning. Hij weet aan welke criteria een melding moet voldoen voordat er sprake is van een serieus te nemen dreiging. Zo wordt bereikt dat alleen dan een verkenning wordt uitgevoerd wanneer het echt nodig is. De beslissing van de teamleider explosievenverkenning is van cruciaal belang: hij heeft tot taak te voorkomen dat het maatschappelijk leven ontwricht raakt en dat kostbare politietijd verspild wordt.

VERANTWOORDELIJKHEDEN
Bom-meldingen moeten altijd ter kennis van de politie gebracht worden, waar en hoe ze ook binnenkomen. Onder verantwoordelijkheid van de burgemeester, het bevoegd gezag als het gaat om de handhaving van de openbare orde, zullen vervolgens maatregelen genomen worden.
- uitsluitend de politie (en de koninklijke marechaussee
  als het defensieterreinen betreft) is bevoegd om een
  explosievenverkenning na een melding uit te voeren;
- de politie is desgewenst in staat om via de burgemeester
  ontruiming van een bedreigd object af te dwingen. De
  burgemeester is eindverantwoordelijk en heeft de niet te
  mandateren bevoegdheid (neergelegd in artikel 176
  Gemeentewet) om alle bevelen te geven die hij nodig
  acht ter handhaving van de openbare orde;
- het explosievenopruimingscommando van de Koninklijke
  Landmacht (EOCKL) is aangewezen om in opdracht
  van en onder verantwoordelijkheid van de burgemeester
  de ruiming van (vermoedelijke) explosieven te
  verrichten. Het EOCKL kan uitsluitend worden
  ingeroepen door tussenkomst van de politie.
Het evalueren van een bommelding en het zoeken naar explosieven na binnenkomst van een melding zijn het exclusieve domein van de politie. In de praktijk gebeurt het soms anders en gaan werknemers van een bedrijf of beveiligingsmedewerkers zelf zoeken. Hoewel de verleiding om een bom-melding niet door te geven aan de politie groot kan zijn (gezien het feit dat meer dan 90% van de meldingen vals is), kan het niet inlichten van de politie tot problemen leiden. Wesselius ("Bommelding", Algemeen Politieblad nr 15,1987) komt tot de conclusie dat er bij het niet doorgeven van een bom-melding aan de politie (bijvoorbeeld om ontruiming te voorkomen) sprake is van: "een ernstige zaak, die strafrechterlijk optreden zeer zeker rechtvaardigt" (nl. ex art. 136 Wetboek van Strafrecht).
Als bedrijven of instanties verkeerd reageren op bom-meldingen kunnen de gevolgen groot zijn. Het gaat daarbij niet alleen om risico's voor de veiligheid (als een bedreiging ten onrechte genegeerd wordt of als door een ontruiming personen juist aan meer gevaar bloot komen te staan), maar ook om economische en psychologische schade als gevolg van overbodige ontruimingen en om de effecten van ongewenste publiciteit. Publiciteit leidt onveranderlijk tot een hausse aan valse meldingen. Het vrijgeven van (vrijwel) de letterlijke tekst van meldingen leidt tot kopieergedrag: de dag na de publiciteit over de aanslagen op Kosto en Binnenlandse Zaken in 1991 waren er in Den Haag 15 bom-meldingen waarvan inhoud en woordkeus overeenkwamen met de echte meldingen (waarvan de tekst bekend was geworden). Publiciteit leidt dus tot meer valse meldingen en onnodige politie-inzet en beïnvloedt de evaluatie van toekomstige meldingen nadelig.

Het is voor bedrijven en instellingen die met bom-meldingen geconfronteerd kunnen worden dan ook van groot belang al bij voorbaat afspraken met de politie te maken over wat er wel en niet moet gebeuren na ontvangst van een bom-melding.
Sinds 1986 vinden de opleidingen tot explosievenverkenner en teamleider explosievenverkenning plaats aan het Politie Instituut Openbare Orde en Gevaarsbeheersing PIOG (zoek op explosievenverkenning).
Ontruiming van een bedreigd object op last van de burgemeester
De Algemene wet op het binnentreden en de Wet tot wijziging van de binnentredingsbepalingen die beide op 1 oktober 1994 van kracht zijn geworden voorzien niet in een regeling voor gebruik van de noodbevoegdheden van de burgemeester in bijzondere omstandigheden.
De artikelen 175 en 176 van de Gemeentewet vormen namelijk geen wettelijke grondslag voor het beperken van de Grondrechten 'privacy' en 'huisrecht' zoals vastgelegd in de Grondwet. Een praktisch gevolg hiervan kan bijvoorbeeld zijn dat bij bommeldingen niet door middel van een noodbevel of vastgestelde noodverordening de verplichting kan worden opgelegd om het huis te verlaten en/of om ramen en deuren open te laten staan. Ook tijdens de overstromingen in het
voorjaar van 1995 is geconstateerd dat burgemeesters niet de bevoegdheid bezaten bewoners daadwerkelijk uit hun huis te laten verwijderen.
De minister van Binnenlandse Zaken heeft, mede naar aanleiding van deze gebeurtenissen erkend dat het ontbreken van een beperkingsmogelijkheid in noodtoestanden voor gemeenten een knelpunt kan vormen. In de Gemeentewet is door toevoeging van een nieuw artikel 149a hiervoor een voorziening getroffen. Het artikel strekt ertoe dat de gemeenteraad in bepaalde gevallen aan personen, die belast zijn met toezicht op het naleven van een verordening, de bevoegdheid kan
verlenen tot het binnentreden van woningen zonder toestemming van de bewoner. Dit binnentreden is alleen geoorloofd als de toezichthoudende zorg zich strekt voor handhaving van de openbare orde of veiligheid dan wel geschiedt in verband met de bescherming van het leven of gezondheid van personen en deze zorg het binnentreden vereist.
De gemeenteraad moet daartoe dus eenmalig een verordening vaststellen.
Bomdreiging: aanslagen en meldingen
Het is van belang goed onderscheid te maken tussen gebeurtenissen waarbij daadwerkelijk een explosie plaatsvindt en die waarbij dat niet het geval is. Bij een aanslag met geïmproviseerde explosieven is er door de dader(s) duidelijk gekozen voor het toebrengen van schade of het maken van slachtoffers. In dat geval zal er veelal niet vantevoren een melding plaatsvinden: het explosief meldt zichzelf. In de loop der jaren hebben er in Nederland diverse van dergelijke aanslagen plaatsgevonden. Politie-inspanningen met betrekking tot aanslagen zullen de vorm van een opsporingsonderzoek aannemen. Daarnaast zal de politie uiteraard haar best doen om aanslagen te voorkomen via inlichtingenwerk.

Bij zogenaamde bom-meldingen gaat het meestal om iets heel anders. De typische melder in Nederland heeft niet tot doel het maken van slachtoffers, maar wel het toebrengen van (bijvoorbeeld economische) schade of het vragen van aandacht voor een probleem. In de zeldzame gevallen dat daarbij daadwerkelijk een explosief gebruikt wordt (om de kans daarop in te schatten is een goede evaluatie van de melding nodig), maakt het tijdsverloop tussen melding en aangekondigde explosie het vaak mogelijk maatregelen te nemen zodat er geen slachtoffers zouden vallen. Maar dat is zeker niet altijd het geval: bij de aanslagen eind 1991 op de woning van staatssecretaris Kosto en op het ministerie van Binnenlandse Zaken werd de explosie weliswaar aangekondigd, maar zo kort tevoren dat het vrijwel niet mogelijk was een explosievenverkenning uit te voeren, laat staan het explosief te ruimen.
Een stukje geschiedenis
Bij (meldingen van) explosieven ging het na de tweede wereldoorlog vrijwel altijd om militair materieel. De ruiming daarvan werd geregeld door de ministers van Binnenlandse Zaken (vanuit de verantwoordelijkheid voor de openbare orde en veiligheid) en Defensie (de explosievenopruimingsdiensten van landmacht, luchtmacht en marine zijn Defensie-onderdelen). Het IED-probleem werd in Nederland eind jaren '60, begin jaren '70 actueel. In die tijd vonden enkele aanslagen met geïmproviseerde explosieven plaats, met name door de "Rode Jeugd", bij Gulf in Rotterdam (1971) en bij Ommen en Ravenstein (1972, geclaimd door Al Fatah/ Zwarte September). In 1972 werd een interdepartementale werkgroep (geïmproviseerde) explosieven ingesteld met deelneming van de minister van Justitie, vanuit de verantwoordelijkheid m.b.t. de opsporing van strafbare feiten. Met ingang van 1973 werden opleidingen voor explosievenverkenners gestart. In het voetspoor van de aanslagen nam het fenomeen valse melding een grote vlucht (zie bijvoorbeeld de "99 tips voor bomalarm" van J.A. Blaauw in het Algemeen Politieblad van 1972, p. 439-446). In de loop der jaren maakten lieden van allerlei pluimage misbruik van de politieke en maatschappelijke onrust over de mogelijkheid van aanslagen. De motieven varieerden van problemen in de relatie werkgever- werknemer, verschillen van mening over bestemmingsplanwijzigingen, tot een behoefte om "grappig" te zijn. In de examentijd worden scholen steevast geconfronteerd met valse bom-meldingen. Het duurde tot 1979 voordat de wijze waarop gereageerd diende te worden op bom-meldingen formeel werd vastgelegd. Dat gebeurde in de vertrouwelijke beschikking "Optreden bij Bom-Meldingen" (OBM-regeling). In latere jaren zijn aanslagen gepleegd door de PIRA (Nieuw-Bergen, 1988), de ETA (Den Haag en Amsterdam, 1989) en RARA (het bekendst zijn de aanslagen op Makro-vestigingen en de aanslagen op staatsecretaris Kosto en het ministerie van Binnenlandse Zaken, 1991). Daarnaast zijn er in de loop der jaren diverse aanslagen gepleegd vanuit criminele (in plaats van politieke) motieven.
Contact politie - bedrijfsleven
Goed contact tussen politie en bedrijfsleven is van belang om te bereiken dat alle bij bedrijven binnenkomende bom-meldingen daadwerkelijk aan de politie worden doorgegeven en er geen "wilde" zoekacties plaatsvinden. De politie kan aangeven wat zij wel en niet van het bedrijf verwacht en het bedrijf weet hoe de politie zal reageren.

Bij de afstemming tussen bedrijven/ instellingen en politie zal in elk geval aandacht besteed worden aan het volgende:
-De omgang met de telefonische / schriftelijke melding
-Het contact met de politie en de procedure
-De eerste maatregelen, te nemen door het bedrijf
-Tips bij een eventuele ontruiming
-Wederzijdse ontactpersonen
Een voorbeeld (politie IJsselland)
Ontruimen
In de praktijk wordt verschillend omgesprongen met het nemen van de beslissing tot het al dan niet ontruimen van bedreigde objecten na een bommelding. Soms wordt pas besloten tot ontruiming nadat een verdacht voorwerp is aangetroffen, soms wordt ontruimd als een melding serieus lijkt te zijn, voorafgaand aan een zoekactie. De beslissing om tot ontruiming over te gaan wordt altijd genomen in overleg met de leiding/ directie van het bedreigde object. Bij sommige korpsen gaat de politie (zolang er nog geen verdacht voorwerp is aangetroffen) niet verder dan het geven van een (desnoods dringend) advies, bij andere korpsen pakt de politie die verantwoordelijkheid nadrukkelijk zelf op. Op de achtergrond speelt hierbij natuurlijk mogelijke aansprakelijkheid een rol: een ontruiming leidt tot (economische) schade, maar niet ontruimen leidt, als er een geïmproviseerd explosief ontploft, tot grotere schade. In de praktijk komen politie en rechthebbende er vrijwel altijd met elkaar uit en komt het zelfs vaker voor dat tegen het advies van de politie in toch ontruimd wordt dan andersom. Dat geeft nog eens aan dat het van belang is voor bedrijven en instellingen die het risico lopen het slachtoffer te worden van bommeldingen om al bij voorbaat goede afspraken met de politie te maken.
Artikel 136 Wetboek van Strafrecht

1. Hij die, kennis dragende van een voornemen tot het plegen van een der in de artikelen 92-110 omschreven misdrijven, tot desertie in tijd van oorlog, tot militair verraad, tot moord, mensenroof of verkrachting of tot een der in Titel VII van dit Boek omschreven misdrijven voor zover daardoor levensgevaar wordt veroorzaakt, op een tijdstip waarop het plegen van deze misdrijven nog kan worden voorkomen, opzettelijk nalaat daarvan tijdig voldoende kennis te geven, hetzij aan de ambtenaren van de justitie of politie, hetzij aan de bedreigde, wordt, indien het misdrijf is gevolgd, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

2. Dezelfde straf is toepasselijk op hem die, kennis dragende van enig in het eerste lid vermeld reeds gepleegd misdrijf waardoor levensgevaar is ontstaan, op een tijdstip waarop de gevolgen nog kunnen worden afgewend, opzettelijk nalaat daarvan gelijke kennisgeving te doen.
Strafbaarheid van bomdreiging en andere bedreigingen
De afgelopen jaren zijn ook bedreigingen door zogenaamde poederbrieven of kogelbrieven populair geworden. Anders dan bij bomdreiging is daarbij uiteraard geen sprake van explosiegevaar, maar de principes blijven hetzelfde: de bedreiging dient ter kennis van de politie gebracht te worden, die de dreiging analyseert en afhankelijk daarvan maatregelen neemt of adviseert. Ook hier zal het van belang zijn om uiterst terughoudend te zijn met betrekking tot publiciteit, om navolging te voorkomen.

Artikel 258 van het Wetboek van Strafrecht stelt een maximale straf van twee jaar gevangenis op bedreiging met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht. Dit artikel kan ook worden gebruikt tegen verdachten van het doen van valse bommeldingen. Voor de vraag of van 'bedreiging' sprake is, is het subjectieve gevoel (bij de ontvanger van de bedreiging) en niet de vraag of het een deugdelijk middel is om iemand te doden of ziek te maken beslissend.

Tot voor kort kon een verdachte van een valse bommelding alleen vervolgd worden op grond van artikel Artikel 142 van het Wetboek van Strafrecht ("Hij die opzettelijk door valse alarmkreten of signalen de rust verstoort, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee weken of geldboete van de tweede categorie").

Uiteraard kunnen degenen die een valse bommelding doen of een poederbrief versturen, ook aansprakelijk gesteld worden voor de schade die het gevolg is van hun handelen (bijvoorbeeld als gevolg van een ontruiming).
Evaluaties van meldingen
De politie moet op bom-meldingen reageren en staat daarbij iedere keer weer voor een dilemma. Er is sprake van een (geïmproviseerd) explosief met alle risico's van dien of iemand wil door middel van een valse melding nodeloze politie-inzet, ontregeling van de samenleving of economische schade veroorzaken. Niet reageren op een mogelijk serieuze melding kan fataal zijn. Maar het al te snel reageren met zoekacties en ontruimingen geeft degene die een valse melding doet juist zijn of haar zin. Het is van belang om een zo afgewogen mogelijke beslissing te nemen. De politie zal nooit mededelingen doen over criteria die een rol spelen bij de evaluatie van bom-meldingen: als die criteria openbaar zouden zijn, kan iedere kwaadwillende ze misbruiken om de kans te verhogen dat een valse melding serieus genomen wordt.
Onderzoekprogramma Geweld- en Gevaarbeheersing in Conflictsituaties
Explosievenverkenning
Een zoekactie naar explosieven kan plaatsvinden naar aanleiding van een (geëvalueerde) bom-melding of preventief (bijvoorbeeld voorafgaand aan een evenement of een bezoek van hoogwaardigheidsbekleders. Explosievenverkenning na een bom-melding is voorbehouden aan de politie, die daarvoor speciaal opgeleide explosievenvekenners en politiespeurhonden kan inzetten. Zoekacties kunnen afhankelijk van de inschatting van de ituatie openlijk uitgevoerd worden (nadat een gebouw ontruimd is) of verdekt.

Preventieve verkenningen kunnen ook door anderen dan de politie uitgevoerd worden. Diverse bedrijven bieden daartoe hun diensten aan op de markt.

Als een verdacht voorwerp wordt aangetroffen, is er maar één goede handelwijze: AFBLIJVEN. Onder leiding van de politie zullen beschermende maatregelen worden genomen (zoals openen van ramen en deuren, afsluiten van gas- en brandstofleidingen, verwijderen van brandbaar materiaal en gevaarlijke stoffen) en zal (als dat nog niet gebeurd is) ontruiming plaatsvinden. De politie zal het EOCKL inschakelen, die het verdachte voorwerp nader zal onderzoeken en zo nodig onschadelijk maken (ruimen).