Collectief geweld tussen voetbal'supporters'

© Otto Adang, 2002

Op zondag 23 maart 1997 beschikte de politie  over informatie dat een confrontatie gepland was tussen supporters van Ajax en Feijenoord, dit ondanks het feit dat Feijenoord die dag in Alkmaar moest spelen tegen AZ en Ajax in Waalwijk tegen RKC. Verschillende lokaties kwamen in aanmerking, waaronder de nabij de snelweg gelegen zwarte markt in Beverwijk die elke zondag zo'n 10.000 bezoekers trekt. ME was ter plekke om bezoekers te beschermen, de politie blokkeerde een tunnel in de snelweg en sloot afritten af om te voorkomen dat Feijenoord-supporters bij de markt konden komen. Zoals beoogd namen de supporters vervolgens een andere route. Op het moment dat ze even later Ajax-supporters zagen staan op weilanden in de omgeving van de Beverwijkse zwarte  markt, zetten ze hun auto's stil op de snelweg, staken de andere rijbaan over  over en renden in de richting van de Ajax-supporters. Een korte maar heftige confrontatie volgde. De Ajax-supporters waren in de minderheid en vluchtten binnen 3 minuten weg. Een aantal van hen kon niet snel genoeg wegkomen, raakte ingesloten en werd zwaar belaagd met messen, hamers en knuppels. Een van de Ajax-supporters stierf ter plekke. De politie, die ook op andere mogelijke confrontatieplekken aanwezig was, was te verrast om in te kunnen grijpen. De ME-sectie die wel aanwezig was, stelde zich mede vanwege het heftige geweld en de risico's verbonden aan eventueel optreden, terughoudend op. Later werd een groot aantal wapens aangetroffen op het verlaten strijdperk.

Criminele organisatie?
De rel in Beverwijk leidde vanzelfsprekend tot veel media-aandacht en publieke verontwaardiging. Daarbij werd veel aandacht besteed aan het veronderstelde georganiseerde karakter van de gewelddadigheden. In een brief aan de Tweede Kamer kort na de rellen (15 april 1997) verwijzen de ministers van Binnenlandse zaken en van Justitie en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport naar Bol & van Netburg (1997), een onderzoek naar het profiel van de voetbalvandaal anno 1997. De bewindslieden wijzen op de toegenomen organisatiegraad: de harde kern van de diverse clubs beleggen vergaderingen en onderhouden daarbuiten vaak persoonlijke contacten met elkaar. Door deze nauwere contacten kunnen de door de kernen gewenste confrontaties beter worden voorbereid. Dat hierbij van de nieuwste vormen van informatie-techniek gebruik wordt gemaakt wordt inmiddels genoegzaam bekend geacht. Naast nationale contacten zijn er voorts in toenemende mate internationale contacten.

De politie Amsterdam-Amstelland startte een onderzoek naar de Ajax-supporters die betrokken waren bij de incidenten in Beverwijk en bij eerdere incidenten. Het politie-onderzoek richtte zich specifiek op de mogelijkheid supporters te vervolgen wegens betrokkenheid bij een criminele organisatie (op grond van artikel 140-oud Wetboek van Strafrecht).

In dit artikel ga ik in op de vraag in hoeverre gevallen van collectief geweld, zoals de confrontaties tussen groepen voetbalvandalen een zekere organisatiegraad behoeven om plaats te kunnen vinden. Om die vraag te beantwoorden, besteed ik aandacht aan theorieën over het gedrag van mensen in massa’s in relatie tot het ontstaan en de escalatie van rellen. Deze theorieën worden gespiegeld aan feitelijke waarnemingen van rellen. Tenslotte ga ik in op de wijze waarop het collectieve karakter, de onderlinge afstemming en synchronisatie van gedragingen die waargenomen worden tijdens collectief geweld, het beste verklaard kunnen worden.

De volledige tekst van het artikel is gepubliceerd in het Tijdschrift voor de Criminologie, 2002, nr 2, 44,172-181

Onderzoekprogramma Geweld- en Gevaarbeheersing in Conflictsituaties
Onderzoekprogramma Geweld- en Gevaarbeheersing in Conflictsituaties