GEWELD WIJST OP STRUCTURELE TEKORTKOMINGEN
Groningen, Arnemuiden, Meindert Tjoelker, Joes Kloppenburg, de lijst wordt steeds langer. De schokkende incidenten lijken zich aaneen te rijgen. "Zinloos" geweld is een thema van belang geworden. Er wordt gesproken over een veranderende cultuur waarin het geweld van jongeren toeneemt, ook tegen de politie. Helaas beschikken we niet over betrouwbare cijfers om die conclusie te kunnen bevestigen of ontkennen. Wat we wel weten is dat gewelddadige incidenten vooral gepleegd worden door jongeren van het mannelijk geslacht. Alcohol, drugs, een behoefte om stoer te doen en groepsdruk spelen een belangrijke rol bij uit de hand lopende gebeurtenissen. Het is een cliche waar niemand wat mee opschiet om vast te stellen dat dergelijk gedrag van alle tijden is. Maar het is wel waar, en het is een illusie om te veronderstellen dat we geweld uit onze samenleving zouden kunnen bannen. Dat wil niet zeggen dat we het machteloos over ons heen moeten laten komen.
Vaak wordt naar de politie gekeken als het gaat om het voorkomen van en reageren op gewelddadige incidenten. Dat is terecht, want de politie oefent het geweldsmonopolie van de overheid uit, juist om te voorkomen dat burgers elkaar te lijf gaan. De politie beschikt over mensen, bevoegdheden en middelen om op te treden ter handhaving van de rechtsorde en om hulp te verlenen. Uitgangspunten daarbij zijn dat de houding van de politie gericht dient te zijn op het voorkomen en beheersen van geweld, dat geweld een uiterste middel is en dat de beginselen van redelijkheid en gematigdheid in acht worden genomen. De politie hoort doortastend op te treden, met inachtneming van ieders rechten. En het politie-optreden moet niet zelf aanleiding zijn voor escalatie. We verwachten van politiemensen op straat dat ze burgers beschermen en diverse soorten problemen in een breed scala van potentieel onveilige of gevaarlijke situaties op een veilige en verantwoorde manier op kunnen lossen.
Dat stelt hoge eisen aan de professionaliteit van de politie-organisatie en van agenten. Incidenten zijn steeds weer aanleiding om die professionaliteit ter discussie te stellen. En zo hoort het ook, want "incidenten" staan zelden op zichzelf. Bij incidenten komen vaak structurele tekortkomingen aan het licht. En een professionele organisatie is erop gebrand tekortkomingen te onderkennen en te verbeteren, liefst voordat ze tot incidenten leiden.
Zo is er de afgelopen dagen onder andere gewezen op onduidelijkheden in bevoegdheden en verantwoordelijkheden, op financiele problematiek, op negatieve gevolgen van de reorganisatie, op tekorten aan politiemensen, met name op het platteland, op veronderstelde tekortkomingen in de bewapening (het "gat" tussen wapenstok en pistool), maar ook op het feit dat de politie onvoldoende respect weet af te dwingen. Tevens doemt de vraag op of het niveau van beroepsvaardigheden bij de politie wel voldoende is. Het is daarbij jammer dat de discussie naar aanleiding van incidenten zo vaak versmald wordt tot de vraag of er iemand al dan niet op moet stappen. Natuurlijk dienen verantwoordelijken aangesproken te worden op hun verantwoordelijkheid. Maar een fixatie op incidenten en op consequenties voor personen maakt het trekken van lessen en een verdere professionalisering er niet makkelijker op. Integendeel.
Mede gezien het feit dat incidenten in de sfeer van de openbare orde diep ingrijpen in de levens van mensen is een meer structurele aandacht voor de openbare-orde handhaving geboden. Tijdens hun opleiding wordt politie-agenten geleerd conflicten te hanteren en geweld te beheersen. Recent is er steeds meer aandacht gekomen voor het feit dat voor een goede voorbereiding op hun vaak moeilijke taak het van belang is de opleiding van politiemensen aan te passen zodat ze leren gevaarsituaties te beheersen. Gebleken is dat er veel winst te behalen valt met het opleiden van politiemensen in het waarnemen in potentieel gevaarlijke situaties en in het anticiperen op en het planmatig handelen in dergelijke situaties. Het gaat er daarbij om agenten zover te krijgen dat ze situaties zodanig benaderen dat hun beschermingstaak maximaal is en het zich blootstellen aan bedreigende situaties minimaal. Het grootste belang is niet gelegen in het ter beschikking stellen van nieuwe geweldmiddelen, maar aan een zodanige inrichting en toetsing van de politie-opleiding en training dat de benodigde vaardigheden ook daadwerkelijk beoefend en beheerst worden. Diverse korpsen hebben er al voor gekozen hun aspirant-agenten een extra module te laten volgen die hen beter voorbereidt op de praktijk. Het met kracht voortgaan in deze richting is van groot belang voor de verdere professionalisering van het politie-optreden.
Met betrekking tot grootschalige rellen beschikt de politie sinds de jaren zestig over mobiele eenheden. De ministeriele regeling Mobiele Eenheid 1994 geeft sinds de reorganisatie de hoofdlijnen aan voor de organisatie van de mobiele eenheden. Zo moet de eerste beschikbare eenheid in een regio binnen anderhalf uur inzetbaar zijn en dienen ME-leden tenminste twee maal per jaar een voortgezette opleiding te volgen van in totaal tenminste 40 oefenuren. De zorg voor de instandhouding van een adequate organisatie van mobiele eenheden en grootschalig optreden is de verantwoordelijkheid van de regionale korpsbeheerder. De politiekorpsen hebben met de nieuwe regeling een grote mate van eigen verantwoordelijkheid gekregen. In 1995 hebben de regionale korpsbeheerders een uitvoeringsregeling ME afgesproken om binnen de beleidsvrije ruimte kwaliteit, kwantiteit en uniformiteit te waarborgen. Het wordt tijd om deze regelingen eens te evalueren, enerzijds om te kijken of ze adequaat zijn, anderzijds om te kijken in hoeverre korpsen daadwerkelijk uitvoering geven aan de eisen en afspraken m.b.t. kwaliteit, kwantiteit en uniformiteit. Daarbij kan tevens de vraag betrokken worden hoe het politie-optreden vorm gegeven kan worden bij onverwachte gebeurtenissen in de fase dat de ME nog niet aanwezig is. Diverse onderzoeken hebben overigens aangetoond dat "onverwachte" gebeurtenissen vaak helemaal niet zo plotseling ontstaan. Vooraf zijn er vaak al duidelijke signalen. Het herkennen van dergelijke signalen zodat er tijdig op ingespeeld kan worden is essentieel. Een goede informatiepositie is daarvoor van groot belang.
Maar uiteindelijk is ook ME-optreden slechts een middel. Het is genoegzaam bekend dat repressie op zich geen oplossing biedt. Repressie is alleen zinvol in aanvulling op preventie en om eventuele gebeurtenissen niet (opnieuw) uit de hand te laten lopen. "Gedoogsituaties" moeten zoveel mogelijk voorkomen worden door duidelijk overheidsoptreden. Maar de basis van het politiewerk ligt in het contact met mensen in wijken, buurten, organisaties en bedrijven. Van de politie kan niet verwacht worden dat zij in haar eentje de gevolgen van allerlei maatschappelijke ontwikkelingen "oplost". In dit opzicht zijn er in de afgelopen jaren diverse positieve ontwikkelingen geweest. Toepassing van principes van integrale veiligheid en samenwerking van alle betrokkenen blijken bijvoorbeeld in uitgaansgebieden tot opmerkelijke verbeteringen te kunnen leiden. Oog hebben voor successen en daarvan leren is minstens zo belangrijk als het stilstaan bij incidenten. Structurele aandacht voor kwaliteit en kwaliteitsverbetering levert meer op dan leven met de waan van de dag.
Dit artikel verscheen op 10 januari 1998 in dagblad Trouw