Pepperspray blijkt effectief
gebruikers voelen zich veiliger, training moet aangescherpt
Otto Adang & Jos Mensink, 2001
Vanaf juli 2000 zijn  als proef -  agenten in de korpsen Rotterdam-Rijnmond, Brabant-Noord, Groningen en Drenthe uitgerust met peperspray. De pilot was er met name op gericht te bezien of het middel adequaat is en welke plaats het in het geweldscontinuüm moet innemen. Tevens diende bezien te worden in welke situaties het kan worden toegepast en welke nazorg nodig is.
De principebeslissing tot invoering van peperspray als onderdeel van de standaard bewapening van de Nederlandse politieambtenaar is in 1999 genomen nadat drie onderzoeken zijn verricht naar de gevolgen voor de gezondheid van het gebruik van peperspray en naar de praktische geschiktheid van het middel. Uit de onderzoeken is geconcludeerd dat peperspray onder voorwaarden een geschikt middel kan zijn voor gebruik in de basispolitiezorg, maar  beslist geen opvulling is van het zogenaamde "gat" tussen wapenstok en pistool. Invoering van peperspray zou onder strikte voorwaarden met betrekking tot omstandigheden waaronder het gebruikt kan worden, training, te verlenen van nazorg en melding van het gebruik plaats te vinden en diende begeleid te worden door wetenschappelijk onderzoek. Onder die voorwaarden zou de beschikbaarheid van peperspray kunnen leiden tot een afname van geweld tegen de politie, een afname van letsel bij personen waartegen de politie geweld heeft gebruikt, en een afname van het aantal klachten tegen de politie. Daarnaast wordt verwacht dat het dreigen met het middel of het gebruik ervan een zodanig deëscalerende werking kan hebben dat daarmee in bepaalde situaties vuurwapengebruik kan worden voorkomen.

Voorafgaand aan de pilot zijn door de minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Justitie voorschriften voor het gebruik van peperspray vastgesteld, inclusief voorschriften met betrekking tot nazorg. Aan agenten die het na het volgen van een opleiding het certificaat behaald hebben is een busje uitgereikt dat zij in een holster aan hun koppel dragen. Na gebruik konden zij het busje omruilen voor een nieuw. In politievoertuigen zijn nazorgmiddelen gelegd/ aangebracht in de vorm van towelettes en cool-it sprays in houders. Bij geselecteerde politiebureaus is een oogdouche aangelegd, zodat de ogen van een gesprayde verdachte binnen 15 minuten gespoeld kunnen worden. Ieder gebruik van peperspray (inclusief het dreigen ermee) diende gemeld te worden aan een onderzoeksteam.

Politieambtenaren blijken over het algemeen zeer positief over de invoering van peperspray te zijn, en deze gevoelens zijn in de loop van de pilot alleen maar sterker geworden. Peperspray heeft ook een positief effect op het gevoel van veiligheid van agenten. Uit de pilot ontstaat geen ander beeld over peperspray dan op grond van al verrichte onderzoeken verwacht mocht worden. Er zijn geen indicaties naar voren gekomen die zouden moeten leiden tot afzien van landelijke invoering van peperspray. Uit de gebruikerservaringen blijkt dat de specificaties voor de spuitbus en het draagmiddel op verschillende punten bijgesteld of aangescherpt moeten worden.
Gebruik
De in de "Voorschriften" opgenomen richtlijnen werden deels wel en deels niet altijd gehanteerd. Het (volgens de voorschriften niet toegestane) toepassen van peperspray tegen kinderen jonger dan 12, volwassenen ouder dan 65, zwangere vrouwen en mensen met ademhalingsproblemen is in de pilot niet aan de orde geweest. Volgens de voorschriften mogen agenten peperspray alleen tegen individuen gebruiken, en ook dat is totnogtoe geen punt geweest: voorover er sprake was van verdachten die deel uitmaakten van een groep, waren dezen te individualiseren. Meer problemen waren er met de hantering van de richtlijn betreffende het aantal keren (maximaal 2) c.q. de duur (maximaal 2 seconden) van het sprayen en de te respecteren minimumafstand (tenminste 1m).

De voorgeschreven waarschuwing bleef in eenderde van de gevallen achterwege. Soms was dat omdat de omstandigheden dat niet toelieten, maar in het merendeel van de gevallen was daarvan geen sprake. Onwennigheid met het nieuwe geweldmiddel zou een verklaring kunnen zijn. Daarnaast lijkt een gebrek aan planmatigheid in de aanpak van gevaarsituaties een rol te spelen. In veel situaties waarin gebruik van peperspray wordt gemaakt is, net als in andere gevaarsituaties, sprake van tactische onvolkomenheden en een gebrek aan planmatigheid. In een aantal gevallen had een agent die peperspray gebruikte zich in een situatie begeven die als (te) riskant aangemerkt kan worden. Niet duidelijk is of het feit dat hij beschikte over peperspray er toe leidde dat er meer dan gebruikelijke risico's genomen werden. Een andere factor die een rol speelde bij de beslissing om peperspray te gebruiken was de onmogelijkheid om een niet meewerkende verdachte met gebruikmaking van controletechnieken aan te houden.

Oorspronkelijke was peperspray volgens de voorschriften in het geweldscontinuüm dicht bij het vuurwapen geplaatst. Inmiddels is dit aangepast en is peperspray "in de omgeving van" de wapenstok geplaatst. Tijdens de pilot bleek de uitleg van de richtlijnen tussen regio's te verschillen. Anders dan in Brabant-Noord, Groningen en Drenthe, wordt in Rotterdam-Rijnmond peperspray veelvuldig toegepast om toepassing van fysieke controletechnieken te voorkomen. In een aantal gevallen wordt daarbij peperspray gebruikt tegen individuen die weliswaar niet meewerkten, maar zelf geen geweld gebruikten (en in een enkel geval zelfs geen verdachte waren). Sommige agenten ervaarden peperspray zelfs helemaal niet als een geweldmiddel.
Effecten
Individuen die geraakt worden door peperspray vertonen de vanuit de literatuur bekende effecten: intense pijn, brandende ogen, sluiten van de ogen, gevoelens van paniek en desoriëntatie. Deze effecten houden (weliswaar in minder hevige vorm) langer aan dan de periode van een uur die meestal genoemd wordt. Tijdens de pilot zijn geen complicaties of medische noodsituaties opgetreden. De nazorgprocedures zijn over het algemeen zonder probleem en conform de richtlijnen toegepast en voldoen in hun samenhang goed.
In andere landen waar peperspray gebruikt wordt (met name de Verenigde Staten en Canada), doen zich met enige regelmaat incidenten met fatale afloop voor. Hoewel het causale verband met het gebruik van peperspray daarbij niet vaststaat, blijft waakzaamheid in dit opzicht geboden. Een verdachte die met peperspray bespoten is, is daarmee nog niet automatisch onder controle van de politie. In incidentele gevallen kan dat tot voor de verdachte riskante situaties leiden, als hij in paniek wegrent.

De cijfers met betrekking tot de effectiviteit van peperspraygebruik in de Nederlandse pilot wijken niet wezenlijk af van die in het buitenland. Als alleen de gevallen in ogenschouw worden genomen waarbij de verdachte goed in het gezicht geraakt is, is peperspray in 74% van de gevallen effectief in de zin dat de verdachte grotendeels of geheel weerloos wordt. Wel duurt het soms even (tot enkele tientallen seconden) voordat het effect optreedt. In de gevallen dat peperspray de verdachte geheel of gedeeltelijk weerloos maakt wordt de aanhouding vergemakkelijkt. In een niet onbelangrijk deel van de gevallen bleek  peperspray niet of maar gedeeltelijk te werken, ondanks dat vaststond dat de verdachte goed geraakt was. In 11% van de gevallen werd de verdachte zelfs agressiever. Overmatig alcoholgebruik bij de verdachte is  niet van invloed op de effectiviteit van peperspray.
Het geeft mij zelf ook een goed gevoel dat ik dit ding bij mij draag. Je pistool is toch iets wat je echt maar in hele enkele gevallen, uiterste noodgevallen, gebruikt. Je draagt hem eigenlijk maar voor spek en bonen mee. Je wapenstok is leuk, maar daar heb je eigenlijk ook maar heel zelden wat aan. In de 7 jaar dat ik op straat loop heb ik die misschien 1 of 2 keer gebruikt




De verdachte (verdacht van mishandeling en bedreiging met een mes) komt met een groot mes naar buiten. De agenten dreigen, de een door het vuurwapen ter hand te nemen, de ander met peperspray. De verdachte gaat weer naar binnen en wordt later via een open raam besprayd, waarna hij kan worden aangehouden.
Zelfbesmetting en besmetting van collega's
Tijdens de pilot raakte in 33% van de gevallen de spuitende agent zelf of een van zijn collega's rechtstreeks besmet door peperspray. Het percentage vertoonde een dalende trend, maar was ook aan het eind van de pilot nog steeds relatief hoog (22%). Het feit dat agenten zelf zo vaak met de gevolgen van peperspray te maken krijgen levert uiteraard risico's op. Enkele malen zijn er situaties geweest waarbij de optredende agenten niet meer in staat waren zich te verweren tegen eventuele aanvallers. De oorzaak voor het relatief grote aantal gevallen van besmetting is waarschijnlijk gelegen in tactische onvolkomenheden: gebruik van peperspray van te korte afstand, niet waarschuwen van collega's en dergelijke.
Los van de directe besmetting van zichzelf en collega's maken agenten ook frequent melding van het feit dat zij indirect de gevolgen ondervinden van peperspray door aanwezigheid in de omgeving waar peperspray gebruikt is, contact met de verdachte of contact met voorwerpen waar peperspray op terecht is gekomen. Deze indirecte gevolgen zijn minder ernstig, maar wel een factor om rekening mee te houden.
De door peperspray getroffen agent gaat een woning binnen en vraagt om een douche. In de douche van deze woning merkt hij dat hij een aantal keren bijna overgeeft. Hij realiseert zich echter dat zijn collega nu alleen met de (ook bespoten) verdachte is en voelt zich verantwoordelijk voor haar. De kans bestaat immers nog dat de andere verdachte wederom uit de woning komt. Een probleem ontstaat doordat de toesnellende collega's de straat niet kunnen vinden. De meldkamer heeft de nieuwe VINEX-locatie nog niet in haar kaartenbestand staan
Plaats van peperspray in het geweldscontinuüm
Uit de pilot is andermaal naar voren gekomen dat peperspray weliswaar (voor zover bekend) geen blijvend letsel veroorzaakt, maar toch een ingrijpend geweldmiddel is. Tijdens de pilot heeft peperspray een aantal malen politieagenten gered heeft uit een bedreigende situatie zonder dat het tot ernstiger vormen van geweld is hoeven komen. In een aantal gevallen is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid mogelijk vuurwapengebruik voorkomen. Peperspray biedt iets wat andere bij de Nederlandse politie in gebruik zijnde geweldmiddelen niet bieden: de mogelijkheid om een gevaarlijke verdachte zonder ernstige gevolgen op een verantwoorde wijze van een veilige afstand onder controle te krijgen. Mits een verdachte op de juiste plaats geraakt wordt, is peperspray vaak effectief.

Alles afwegende vormt peperspray een alternatief voor de korte wapenstok. Het hangt van de situatie af of de voorkeur gegeven moet worden aan gebruik van peperspray of aan gebruik van de korte wapenstok. Bij de aanhouding van of verdediging tegen gevaarlijke verdachten in het bezit van een of ander wapen (niet zijnde een vuurwapen) verdient gebruik van peperspray (zo mogelijk na waarschuwing) de voorkeur boven andere geweldmiddelen. Ook ten opzichte van gewelddadige verdachten (vooral als zij relatief sterker zijn of onder de invloed van alcohol verkeren) zal gebruik van peperspray vaak de voorkeur verdienen boven andere geweldmiddelen. Zoals al eerder vastgesteld is peperspray geen wondermiddel: het is vaak genoeg niet of niet volledig effectief om daar terdege rekening mee te houden. Vooral ten opzichte van geestelijk gestoorde verdachten of verdachten onder de invloed van drugs moet er rekening mee gehouden worden dat peperspray niet altijd effectief zal zijn.

Ten opzichte van niet-gewelddadige verdachten is peperspray weliswaar ook effectief, maar het nadeel van gebruik van peperspray voor de verdachte (in de vorm van pijn) zal in veel situaties niet opwegen tegen het doel of tegen het geringere nadeel van een minder ingrijpend alternatief. Peperspray zou dan ook geen compensatie moeten zijn voor een gebrek aan aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden of aan communicatieve vaardigheden en zou ook niet als automatisme ingezet moeten worden tegen iedere vorm van (passief of actief) niet meewerken door verdachten. Voorkomen moet worden dat de drempel voor gebruik van peperspray te ver zakt. Daarvoor is het middel te ingrijpend. Bovendien: hoe ruimer de toepassing, hoe groter de kans op een ongelukkig incident. Voor blijvende acceptatie van peperspray is het van belang dat omstanders de inzet ook kunnen begrijpen.
Tijdens de training worden collega's gesprayd en je ziet ze dan meteen in elkaar zakken en niets meer zien. Hierdoor ga je met een bepaalde beeldvorming de straat op. Op straat is dit duidelijk niet zo. De eerste keer ging ik toen wel even twijfelen aan de werking. Zit er geen water in? Zo iemand blijft gewoon staan en er blijft ook evenveel kracht in zijn lichaam dus daar moet je voor oppassen. Hij bleef gewoon staan en vroeg "wat is dit spul?".
In 15% van de gevallen wist de agent die peperspray gebruikte de verdachte niet of niet goed te raken. Daarbij dient bedacht te worden dat dit cijfer positief beïnvloed is door de weersomstandigheden: alle gevallen van gebruik van peperspray tijdens de pilot vonden plaats bij droog weer en zonder wind van enige betekenis. In andere jaargetijden en onder andere weersomstandigheden zal het percentage missers daardoor hoger (en de totale effectiviteit lager) uitvallen. De belangrijkste factor bij het niet goed raken van de verdachte was waarschijnlijk gelegen in het feit dat agent, verdachte of beide in beweging waren op moment dat peperspray toegepast werd.

Uit de gegevens blijkt dat in bijna de helft (49%) van de gevallen dreigen met peperspray afdoende resultaat biedt. Bijna twee derde van de verdachten die kennis gemaakt hebben met de spray geeft aan in de toekomst wel mee te zullen werken.
De positionering tijdens de pilot (dicht bij het vuurwapen) week sterk af van wat agenten zelf wenselijk vonden en vinden. Veel agenten vinden dat peperspray voor de wapenstok gepositioneerd zou moeten worden. Ongeveer de helft van degenen die het gebruikt hebben is zelfs van mening dat het gebruikt zou moeten worden bij elke aanhouding waar een verdachte niet aan meewerkt, en dat het gebruik niet beperkt hoeft te blijven tot gevallen waarin een verdachte geweld gebruikt. Deze opvatting en de in de pilot geconstateerde neiging om zich niet aan de voorgeschreven richtlijnen voor gebruik te houden, betekent dat bij landelijke invoering van peperspray naast de training extra aandacht besteed zal moeten worden aan monitoring en toetsing van het gericht gebruik van peperspray. Het is daarom ongelukkig dat het proces van toetsing en certificering op dit moment een wassen neus is.
Landelijke invoering
Door de beslissing om eerst een pilot te houden met het gebruik van peperspray in een beperkt aantal regio's is beter zicht ontstaan op de voorwaarden waaronder dit voor de Nederlandse politie nieuwe geweldmiddel landelijke ingevoerd kan worden. Deze voorwaarden hebben betrekking op de richtlijnen, monitoring en evaluatie, opleiding en training, logistieke aspecten en de organisatie binnen politieregio's. De introductie van een nieuw geweldmiddel dient met de nodige waarborgen omgeven te zijn. Mede gezien de voortgaande discussie in het buitenland over incidenten met fatale afloop na (niet door) gebruik van peperspray is het raadzaam in Nederland de vinger aan de pols te houden met betrekking tot de registratie en beoordeling van peperspraygebruik. Monitoring en evaluatie over een periode van drie jaar zijn daarvoor noodzakelijk.

Binnen de opleiding in het gebruik van peperspray moet meer tijd ingeruimd worden voor het praktisch oefenen van de technische en tactische aspecten van het gebruik van peperspray in dynamische situaties, vooral ook aan het feit dat peperspray een (ingrijpend) geweldmiddel is, aan het zo mogelijk waarschuwen voorafgaand aan gericht peperspraygebruik, aan het zo mogelijk attenderen van collega's dat peperspray gebruikt gaat worden en aan het daadwerkelijk hanteren van de vereiste minimumafstand van 1m. De toetsing moet daarbij aangepast worden en de training in het gebruik van peperspray moet in de bestaande integrale beroepsvaardigheden trainingen geïntegreerd worden. Daarnaast dienen ook maatregelen genomen te worden om het niveau van beroepsvaardigheden te verbeteren om te voorkomen dat agenten zich blootstellen aan te grote risico's. Het gaat daarbij vooral om de vaardigheden die nodig zijn voor een veilige en situatiegeorienteerde, planmatige aanpak van gevaarsituaties. Invoering van de nieuwe toetsen geweldbeheersing en aanhoudings- en zelfverdedigingstechnieken is daartoe niet toereikend.

Dit artikel verscheen eerder in het Algemeen Politieblad, nr 5, p 10 - 13 © Otto Adang, 2001
Onderzoekprogramma Geweld- en Gevaarbeheersing in Conflictsituaties
Onderzoekprogramma Geweld- en Gevaarbeheersing in Conflictsituaties