Aan het eind van het eerste kwartaal in 2003 zullen in alle Nederlandse politiekorpsen politieambtenaren uitgerust zijn met pepperspray. Alleen die politieambtenaren die opgeleid en gecertificeerd zijn mogen over het nieuwe geweldmiddel beschikken. Vorig jaar zijn expertmeetings gehouden voor leidinggevenden die het gebruik van pepperspray moeten gaan toetsen.
Het project
Nadat in 1999 de beslissing tot de invoering van pepperspray was genomen, heeft de Minister van BZK een projectgroep opgericht. In vier korpsen werd een pilot gehouden, die een groot succes was. Door de deelnemers aan de pilot werd geconcludeerd dat "het gezag op de straat weer terug was". Wel diende de opleiding aangescherpt te worden: het bleek namelijk dat politiemensen bij de toepassing zich zelf en collega's regelmatig besmetten met pepperspray. Het is niet moeilijk voor te stellen dat dit regelmatig leidde tot gevaarlijke situaties. Om verdere introductie van het nieuwe geweldsmiddel pepperspray zorgvuldig te laten verlopen is besloten de landelijke invoering te begeleiden door een landelijke projectgroep met de deelprojectleiders van alle korpsen en het LSOP. In de loop van het project werd externe deskundigheid betrokken van het Leids Universitair Medisch Centrum, de Rijksuniversiteit Utrecht, de Katholieke Universiteit Brabant, TNO en de Inspectie voor de Volksgezondheid.
Ook vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties besloten dat de inzet van Pepperspray nog tot een drietal jaren na invoering nauwlettend zal worden gevolgd. Daartoe dient ieder gebruik van Pepperspray te worden gemeld aan het onderzoeksteam. Het volg- en evaluatietraject, dat door wetenschappers wordt uitgevoerd, brengt voor het politiepersoneel wat administratief werk met zich mee. Het gaat overigens niet om vrijblijvende medewerking: De Minister van BZK heeft de evaluatie en de monitoring van het pepperspraygebruik vastgelegd in een circulaire. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om bij de monitoring de wijzende vinger te richten op de politiemensen in het veld. Daarom is in het volgtraject de anonimiteit van betrokkenen gegarandeerd. Mede op verzoek van de politiebonden is daartoe de meldingprocedure aangescherpt.
Inmiddels zijn in nagenoeg alle korpsen de opleidingen afgerond en is de Nederlandse politie feitelijk uitgerust met pepperspray. De Ambtsinstructie, de Bewapeningsregeling en de Uitrustingsregeling 1994 zijn inmiddels aangepast en alle korpsen hebben een circulaire ontvangen ter toelichting op de landelijke invoering. Alle regelgeving en de inhoud van alle opleidingen zijn te vinden op het Politie Kennisnet.
Richtlijnen
In de toelichting op de gewijzigde Ambtsinstructie is expliciet opgenomen dat pepperspray qua geweldsniveau in de omgeving van de wapenstok geplaatst wordt. Het wordt geen alternatief geacht voor het gebruik van fysieke aanhoudingstechnieken, daarvoor is het middel te ingrijpend. Pepperspray is effectief, maar veroorzaakt weliswaar gedurende beperkte tijd hevige pijn en desorientatie: door sommige gebruikers is het wel betiteld als zware mishandeling vann korte duur. Bij gebruik in situaties waarbij nu alleen fysiek geweld is toegestaan, zou de drempel om een geweldsmiddel te gebruiken te eenvoudig worden verlaagd. Een en ander zou kunnen leiden tot een verminderd draagvlak bij het publiek voor gebruik en aantasting van het imago van de politie.
Zoals de toelichting op de Ambtsinstructie ook aangeeft is het gebruik van pepperspray pas geoorloofd als na afweging van alternatieve oplossingen door de politieambtenaar geoordeeld wordt dat het gebruik van een geweldsmiddel onvermijdelijk is. Daarbij is tevens noodzakelijk dat de politieambtenaar oordeelt dat gezien het vereiste geweldsniveau de pepperspray in de gegeven situatie het meest geëigende geweldsmiddel is. De uiteindelijke afweging of in de gegeven situatie de wapenstok, pepperspray of het vuurwapen het meest geëigende geweldsmiddel is, wordt derhalve gemaakt door de politieambtenaar in kwestie.
Rol leidinggevenden
Voor een succesvolle invoering van pepperspray is de rol van leidinggevenden van groot belang om de gewenste proportionele en subsidiaire inpassing te bewerkstelligen. Tijdens de pilot gaf maar een klein aantal leidinggevenden zijn oordeel over het gebruik van pepperspray, meestal zonder enige argumentatie. Het onderzoeksrapport beval daarom aan om leidinggevenden training in de toetsing van pepperspraygebruik te geven. Daartoe is een aantal expertmeetings georganiseerd waarin na een tweetal inleidingen in workshopverband op praktijksituaties gebaseerd cases werden besproken. De meetings waren bestemd voor leidinggevenden en leden van het Openbaar Ministerie. Uit evaluatieformulieren is gebleken dat de bijeenkomsten door de deelnemers als goed en leerzaam werden ervaren (gemiddeld cijfer 7.7), dat men graag meer deelnemers vanuit het Openbaar Ministerie had gezien.
De casus waren bewust zo gekozen dat er discussie mogelijk was over de juistheid van het pepperspraygebruik. Die discussie kwam er ook volop. De expertmeetings leverden boeiende informatie op, niet alleen over de toetsing van het gebruik van pepperspray, maar ook over die van politieel geweldgebruik in het algemeen. Er waren een aantal praktische puntjes, zoals de melding van het gebruik van pepperspray aan het onderzoeksteam in het licht van de nieuwe geweldsmelding (het gaat om twee aparte trajecten). Is het voor leidinggevenden net als voor gecertificeerde pepperspraydragers van belang om zelf de effecten van pepperspray te ondervinden? De meningen liepen uiteen. Gaat de tijd die besteed moet worden aan de verplichte nazorg (het spoelen van de ogen) af van de zes uur die beschikbaar is voor verhoor? Ja.
Plaats in het geweldscontinuüm
Het meest prominent was de discussie over de plaats van pepperspray in het geweldscontinuüm. Volgens de toelichting op de Ambtsinstructie 1994 is pepperspray in de omgeving van de wapenstok geplaatst. Dat blijkt niet in iedere regio op dezelfde wijze opgevat te worden en de vraag is hoe pepperspray zich verhoudt tot het gebruik van fysiek geweld: moeten er eerst bebloede koppen komen voordat pepperspray mag worden ingezet? En wanneer is er sprake van een zich verzettende verdachte? Voor de een is dat het geval als een verdachte gaat slaan en schoppen terwijl voor de ander het "niet direct meewerken" al als verzet wordt aangemerkt. Ook werd de stelling verdedigd dat er omstandigheden denkbaar zijn dat het gebruik van pepperspray wellicht in strijd is met de richtlijnen, maar desondanks een redelijk middel in relatie tot het doel kan zijn. Is het argument dat door vroegtijdig gebruik van pepperspray mogelijk een oplopende geweldspiraal voorkomen kan worden voldoende rechtvaardiging voor preventief gebruik? Voor sommigen was er sprake van een glijdende schaal: eerst was de pepperspray boven de wapenstok gepositioneerd, nu gelijk aan de wapenstok en het dreigt nog verder te schuiven. Waar eindigt het uiteindelijk?
De deelnemers vermoedden dat de afwegingen die politieambtenaren maken minder met de richtlijnen te maken zullen hebben, maar meer met de inschatting van het gevolg van het gebruik van spray vergeleken met die van fysiek handelen. Veel politiemensen zullen redeneren dat het veiliger is om de spray te gebruiken. Het gebruik zal steeds daardoor steeds lager op de geweldsspiraal komen te staan als leidinggevenden niet tot een eenduidig oordeel komen. Aangegeven wordt dat nu al binnen korpsen bekend is welke leidinggevende wel en welke niet makkelijk het gebruik als rechtmatig beoordelen. Het juridische voordeel van een ruime omschrijving voor het gebruik van pepperspray wordt zo een valkuil bij de toetsing. Daarnaast zullen verdachten waar tegen eerder pepperspray is gebruikt sneller geneigd zijn zich over te geven als er alleen al gedreigd wordt met het gebruik van pepperspray. De politie weet dat en zal daarom bij eventuele problemen met een aanhouding sneller dreigen met de pepperspray. De geweldsfasering wordt dan: dreigen met spray / indien dat niet werkt: fysiek onder controle proberen te krijgen / indien dat niet snel genoeg lukt: gebruik van pepperspray.
Tijdens de meetings bleek dat er veel oplossingen werden gezocht om niet tot een harde objectieve beoordeling te komen. Deze oplossingen lagen vooral op het organisatorische gebied, bijv. meldkamer moet hen niet alleen sturen naar zo'n melding, er moet assistentie bij zijn, etc. Daarbij werden soms ook merkwaardige juridische redeneringen gevolgd, waarbij het gebruik van pepperspray werd beoordeeld als zijnde niet proportioneel c.q. niet subsidiair, maar wel rechtmatig! Of als niet rechtmatig, maar wel terecht! Een kritische aanpak werd toch van grotere waarde geacht voor de medewerker dan ieder gebruik goed te praten. Daarbij moet wel nadrukkelijk de omstandigheden van het gebruik van pepperspray in ogenschouw genomen worden, zoals de mogelijkheid tot assistentie, de mate van verzet, de persoonlijke kwaliteiten en de mate van getraindheid van de betreffende medewerker. De deelnemers waren het er echter over eens dat pepperspray niet het gat op mag vullen dat ontstaat door gebrek aan technische en tactische vaardigheden en gebrek aan training. Algemeen was men van mening dat er te weinig aandacht is voor fysieke, technische en tactische vaardigheden, waardoor er onder omstandigheden sprake is van een te snelle opschaling in de geweldstoepassing. Vertaald naar de casuïstiek: de deelnemers waren het vaak wel eens met het gebruik van pepperspray, maar niet met het moment waarop het werd gebruikt (namelijk te snel). Bij verschillende casus hadden de deelnemers het idee dat, als de betrokken politieambtenaren geen beschikking hadden gehad over pepperspray, ze mogelijk een meer tactische aanpak gekozen zouden hebben.
Positief
De levendige discussie aan de hand van de aangeboden casus deed niets af aan het feit dat de deelnemers positief waren over de invoering van pepperspray. Opvallend was dat deelnemers uit regio's die tijdens de pilot ervaring hadden opgedaan positiever stonden tegenover het gebruik van pepperspray dan collega's uit regio's waar pepperspray nog niet was ingevoerd. Zeker als er daarnaast ook nog sprake was van een omgeving waar sprake was van overlast voor burgers. Gesignaleerd werd dat collega's die vroeger risicogebieden en situaties meden, er nu wel op afgaan. Dit heeft ook een positief effect op het ziekteverzuim. Herhaaldelijk is al gebleken dat collega's in een confrontatie met een veel grotere en sterkere verdachte en in confrontaties met verdachten in het bezit van een of ander wapen, dankzij pepperspray een aanhouding konden verrichten. In een aantal gevallen is daarbij politieel vuurwapengebruik voorkomen. Pepperspray blijft echter een geweldmiddel, al wordt dat niet door iedere agent zo ervaren. De invoering van pepperspray mag dan ook niet ten koste gaan van de professionaliteit van de politie. Niet te pas en te onpas gebruiken uit gemakzucht, terwijl een minder ingrijpende oplossing mogelijk is om het beoogde doel te bereiken.
En nu verder
Het is makkelijker om tijdens een workshop een mening uit te spreken dan om daar in de praktijk daadwerkelijk wat mee te doen. Voor leidinggevenden is een belangrijke rol weggelegd bij de juiste invoering van het gebruik van pepperspray. Door spraygebruik aan de hand van casuïstiek in te brengen in werkoverleg en bespreekbaar te maken met collega's kan duidelijkheid over te hanteren normen gecreëerd worden, bijvoorbeeld met betrekking tot preventief gebruik. Ieder gebruik zal uiteraard op zijn eigen merites beoordeeld moeten worden. Zeker in het begin van het invoeringstraject in een regio kunnen leidinggevenden duidelijk sturen op het gebruik van pepperspray. Daarbij gaat het er niet alleen om het gebruik van pepperspray te beoordelen, maar ook om professioneel politieoptreden te bevorderen. In dat licht is het ook van belang dat er antwoorden komen op een aantal openstaande vragen, zoals de vraag welke factoren van invloed zijn op de effectiviteit van pepperspray. Driekwart van de goed geraakte verdachten wordt weerloos, de rest gedeeltelijk of helemaal niet. Door toe te zien op een juiste en volledige melding aan het onderzoeksteam komt die informatie beschikbaar, samen met andere informatie die van belang is voor de adequate opleiding en de veiligheid van politieambtenaren die pepperspray gebruiken.
Casuïstiek
Geslagen door vriend
Om 2 uur 's nachts wordt naar de meldkamer gebeld dat een jonge vrouw door haar vriend mishandeld is. Twee vrouwelijke politieambtenaren, A en B, gaan erheen. Ter plaatse treffen zij vier mannen die voor de deur van de woning rustig zitten te praten. Één van hen blijkt later de verdachte te zijn. De politieambtenaren vragen of zij hebben gebeld. Dat is niet zo, maar de mannen bevestigen wel dat er hier problemen zijn geweest. Ze zeggen dat alles weer rustig is en dat de politieambtenaren wel weer kunnen gaan. A en B willen toch meer weten en gaan naar binnen. Daar treffen zij een vrouw aan die overstuur is, in gezelschap van een vriendin. De vrouw claimt "weer eens" in elkaar geslagen te zijn en zegt dat de dader voor de deur zit. Ze zegt ook dat de man nog voor verschillende geweldsmisdrijven gesignaleerd staat. Na navraag blijkt de man meerdere malen zeer agressief tegen politieambtenaren te zijn geweest. A en B gaan, na het relaas van de vrouw gehoord te hebben, weer naar buiten. Ze geven de man te kennen dat hij aangehouden is. De man zegt dat hij wel mee wil, maar dat hij niet in de handboeien wil. De politieambtenaren zijn het daar, gezien de achtergrond van de man, niet mee eens. Ze zeggen dat hij kan kiezen: goedschiks of kwaadschiks meegaan. De man blijft rustig staan en weigert zijn medewerking. A zegt hem dat ze, als hij niet meewerkt, zullen sprayen. De man is niet onder de indruk. A spuit hem recht in zijn gelaat van 2 meter afstand. De man heeft duidelijk veel pijn, wordt direct rustig en kan ingerekend worden.
75% van de deelnemers aan de expertmeetings achtte het gebruik van pepperspray in dit geval niet rechtmatig (maar wel begrijpelijk), omdat andere, minder ingrijpende mogelijkheden om de aanhouding te bewerkstelligen niet benut zijn. De vraag werd opgeworpen of de aanhouding wel rechtmatig was (aangezien heterdaad vereist zou zijn) en of het aanleggen van de handboeien wel rechtmatig was.
Hangjongeren
Twee politieambtenaren A en B op rijdende surveillance zien bij een supermarkt een groep van ongeveer 7 jongens staan. Omdat er in de toegangsdeur een beveiligingsbeambte staat, hebben ze het idee dat er problemen geweest zijn. Zij rijden door. Als ze later opnieuw langs de supermarkt rijden, zien ze twee jongens hard weg rennen uit de groep en daarna weer bij de groep komen staan. Aan de overkant van de straat wijst een man in de richting van de groep jongens. De politieambtenaren rijden langzaam langs de groep jongens. De jongens kijken in de richting van de politieambtenaren. Een van de jongens roept: "Kale". A draait het portierraam open en vraagt wat de jongen riep. De jongen herhaalt het woord "kale". A voelt zich aangesproken, beledigd en gegriefd en stapt uit om de jongen aan te houden. Een van de andere jongens pakt de verdachte beet, klaarblijkelijk om de aanhouding te voorkomen. A duwt deze jongen weg. De verdachte pakt daarop A met beide armen van voren vast rond zijn middel. A waarschuwt de verdachte hem los te laten en mee te werken, omdat hij anders pepperspray gebruikt. De verdachte voldoet daar niet aan. Terwijl B de groep jongens op afstand houdt, spuit A van dichtbij peperspray in de ogen van de verdachte. Hierop laat de verdachte hem los. Beide politieambtenaren houden de verdachte vervolgens daadwerkelijk aan.
95% van de deelnemers aan de expertmeetings achtte het gebruik van pepperspray in dit geval niet rechtmatig, omdat andere, minder ingrijpende middelen niet zijn toegepast. Daarnaast bestonden er twijfels over de rechtmatigheid van de aanhouding. Er werden veel kritische opmerkingen gemaakt bij de tactische aanpak van de situatie.
Werkwijze melding gebruik pepperspray
1.Iedere politieambtenaar die gericht pepperspray gebruikt heeft tegen een persoon vult het "Meldingsformulier gericht gebruik pepperspray tegen personen" in en stuurt het naar het onderzoeksteam op de NPA. Dit ongeacht de melding van geweldsaanwending aan de meerdere conform de Ambtsinstructie 1994.
2.De hulpofficier vult voor iedere aan hem voorgeleide verdachte die bespoten is met pepperspray het "Formulier monitoring pepperspraygebruik t.b.v. hulpofficier van justitie" in.
3.De meerdere van iedere agent die pepperspray gebruikt heeft vult het door de Ambtsinstructie 1994 voorgeschreven meldingsformulier geweldaanwending in.
4.Het HOVJ-formulier en het door de Ambtsinstructie 1994 voorgeschreven meldingsformulier geweldaanwending worden - samen met PV en mutatie - doorgestuurd aan de regionaal aangewezen contactpersoon, die ze opstuurt naar het onderzoeksteam op de NPA.
5.In bijzondere gevallen (bijvoorbeeld het optreden van een medische noodsituatie) informeert de regionale contactpersoon de projectleider BZK en de projectleider evaluatie direct. Het onderzoeksteam kan nadere informatie inwinnen, bijvoorbeeld via een interview met de agent die pepperspray heeft gebruikt.
6.Alle ten behoeve van het onderzoek verzamelde informatie wordt op de NPA volledig anoniem verwerkt. De door de politie-ambtenaar ingevulde meldingsformulieren worden vernietigd. Het evaluatie-onderzoek is er vooral op gericht informatie te achterhalen die van belang is voor: de veiligheid en de opleiding van politie-ambtenaren (bijvoorbeeld: welke factoren zijn van invloed op de effectiviteit?)
De informatieverzameling ten behoeve van het onderzoek vindt plaats tot uiterlijk 31 december 2005. Na die tijd vindt de melding van het gebruik van pepperspray alleen plaats conform de Ambtsinstructie 1994.