De volgende conclusies zijn getrokken:
1. Evaluatie van landelijke invoering: Het gebruik van pepperspray is conform de aanbevelingen tijdens de introductieperiode gemonitord. Als gevolg daarvan was het mogelijk tussentijds enkele gefundeerde adviezen te verstrekken. Mede als gevolg van een onverwachte wijziging in de Ambtsinstructie 1994 (en de daaraan verbonden melding van geweld) in combinatie met een actie van de politiebonden, zijn de verzamelde gegevens niet volledig. Diverse korpsen gaven geen uitvoering (meer) aan een deel van de ministeriele circulaire. Door de onvolledigheid van de meldingen zijn voor negen van de 25 regio's waar pepperspray is ingevoerd, geen gegevens beschikbaar over het gebruik van pepperspray of zijn deze niet representatief. Er zijn ook klachten over het teveel aan formulieren dat ten behoeve van het onderzoek ingevuld moet worden;
2. Logistieke aspecten: Er zijn met gebruikmaking van de resultaten van het onderzoek tijdens de pilot specificaties voor pepperspray, spuitbus, houder en voor nazorgmiddelen opgesteld en er zijn Europese aanbestedingsprocedures uitgevoerd. Als gevolg van juridische procedures werd het invoeringstraject vertraagd. In diverse opzichten bleken logistieke aspecten (waaronder de plaatsing van oogdouches) van grote invloed op de tijdsplanning van het invoeringstraject;
3. De richtlijnen: De regelgeving voor de politie is aangepast conform de aanbevelingen. De regelgeving voor de Koninklijke Marechaussee is nog niet aangepast. Er is nog discussie over of vrijwilligers en sommigen categorieën BOAs met pepperspray moeten worden uitgerust;
4. Opleiding: De opleidingen zijn aangescherpt conform de aanbevelingen. Deze aanscherpingen zijn ook effectief geweest. Ook zijn de verschillen tussen de regio's in interpretatie van de richtlijnen, minder groot geworden. Per 31 december 2002 was naar schatting 90% van de Nederlandse politie opgeleid in het gebruik van pepperspray. Het PIOG heeft, zij het aanvankelijk wat moeizaam, zijn rol vervuld bij het organiseren van en invulling geven aan landelijke opleidingsactiviteiten. Politie Kennis Net bleek in toenemende mate een goed middel om informatie beschikbaar te stellen. Politie Discussie Net daarentegen wordt nauwelijks gebruikt en heeft geen rol gespeeld bij de onderlinge informatie-uitwisseling tussen docenten. In alle regio's wordt pepperspray geïntegreerd in de integrale beroepsvaardigheidstraining. Vanaf 2004 maakt pepperspray ook deel uit van de toetsing in aanhouding- en zelfverdedigingsvaardigheden. Naar schatting 40% van de politieambtenaren heeft zich tijdens de opleiding met pepperspray in laten spuiten. In een korps is de zelfervaring gestopt na een (ongefundeerde) klacht over oogschade;
5. Organisatorische aspecten: Binnen korpsen was de betrokkenheid van leidinggevenden niet altijd optimaal. In afwijking van de aanbevelingen zijn in de meeste regio's geen duidelijke regels over het mee naar huis nemen van pepperspray door politieambtenaren. In de regio's heeft een duidelijke publiekscommunicatie over de invoering van pepperspray plaatsgevonden, die een duidelijke functie lijkt te hebben vervuld.
Het gebruik van pepperspray in de praktijk biedt een duidelijke meerwaarde voor de Nederlandse politie, namelijk de mogelijkheid een (potentieel) gevaarlijke verdachte zonder ernstige gevolgen op een verantwoorde wijze van een veilige afstand onder controle te krijgen. Bij de sinds de start van de pilot meer dan 2000 met pepperspray bespoten verdachten zijn geen medische complicaties opgetreden. Wel is in zeldzame gevallen (naar schatting 1 promille) een heftige overgevoeligheidsreactie mogelijk. Ten opzichte van de richtlijnen zijn er in de praktijk geen problemen rond de toepassing van pepperspray tegen mogelijk kwetsbare individuen: er wordt niet of nauwelijks pepperspray gebruikt tegen bejaarden, kinderen, zwangeren of personen met ademhalingsmoeilijkheden.
Vergeleken met de pilot lijkt de effectiviteit van het gebruik van pepperspray te verminderen. Een oorzaak is daarvoor nog niet aan te wijzen. De preventieve werking van pepperspray is duidelijk aanwezig en lijkt eerder toe dan af te nemen. Er zijn aanzienlijke verschillen in de frequentie van gebruik tussen verschillende regio's, maar door de onvolledigheid van gegevens zijn harde kwantitatieve uitspraken niet mogelijk. In iedere regio doet zich de eerste maanden na introductie in een regio een piek in het gebruik voor. Internationaal gezien lijkt de frequentie van gebruik van pepperspray niet laag te zijn.
Het percentage besmetting van agenten (25%) en omstanders (5%) blijft een aandachtspunt vormen, evenals het feit dat agenten (soms welbewust) niet waarschuwen, ook als de omstandigheden een waarschuwing wel toelaten. Het aantal gevallen waarbij pepperspray van te korte afstand (minder dan 1m) gebruikt wordt, neemt toe. Dat is een indicatie voor tactische onvolkomenheden. Ten opzichte van de richtlijnen zijn er in de praktijk geen problemen rond de toepassing van pepperspray tegen groepen. Aandachtspunten worden gevormd door het geïmproviseerde gebruik (2% van het totaal), het gebruik tegen geboeide verdachten (3,5% van het totaal) en het gebruik tegen verdachten die op een politiebureau aanwezig zijn (2% van het totaal). Enkele regio's springen er duidelijk uit wat betreft deze vormen van gebruik van pepperspray. Daarnaast wordt pepperspray in 6 tot 15% van de gevallen gebruikt zonder dat van de verdachte enige geweldsdreiging uitgaat. Hoewel gebruik buiten diensttijd zelden voorkomt, baart het toch zorgen dat, terwijl hieromtrent door de korpsen niets geregeld is, onbekende aantallen agenten privé beschikken over pepperspray. Leidinggevenden zijn in de loop van het traject, mede als gevolg van de invoer van een apart beoordelingsformulier en de organisatie van een aantal expertmeetings meer betrokken geraakt bij de toetsing van het gebruik van pepperspray.
Een aantal elementen zijn nadrukkelijk als good practice te bestempelen
- De constructie van een landelijke projectgroep met directe betrokkenheid vanuit het ministerie van BZK, die de communicatie met de korpsen sterk bevorderde en het mogelijk maakte problemen direct aan te pakken
- De tussentijdse monitoring, die het mogelijk maakte tussentijds gefundeerde adviezen te verstrekken
- Starten met leidinggevenden: in regio's die ervoor gekozen hadden het implementatietraject te beginnen met het informeren van opleiden van leidinggevenden, was er sprake van een grotere betrokkenheid van leidinggevenden
- Toetsing van pepperspraygebruik: in regio's die ervoor gekozen hebben regelmatig in werkoverleg of in een werkgroep casuïstiek te bespreken, is de betrokkenheid van leidinggevenden bij de normering van het pepperspraygebruik vergroot
- Publiekscommunicatie heeft bijgedragen aan de preventieve werking van pepperspraygebruik
Op grond van de conclusies worden de volgende aanbevelingen gedaan:
1. Geef zo spoedig mogelijk uitvoering aan de openstaande actiepunten. Gezien de in deze rapportage opgenomen bevindingen is er allen reden de al geplande meerjarige monitoring en evaluatie te continueren;
2. Pas de gegevensverzameling ten behoeve van monitoring en evaluatie aan om tegemoet te komen aan de wensen van de politiebonden (dat uitgesloten wordt dat politieambtenaren zichzelf incrimineren) en aan klachten over het aantal in te vullen formulieren vanuit de regio's;
3. Bevorder dat politiekorpsen daadwerkelijk volledig uitvoering geven aan de ministeriële circulaire van 10 juni 2002, zodat voor alle regio's representatieve gegevens beschikbaar komen ten behoeve van evaluatie en monitoring;
4. Houd bij beslissingen om vrijwilligers en sommigen categorieën BOAs al dan niet met pepperspray uit te rusten nadrukkelijk rekening met de gegevens die op dit moment beschikbaar zijn (waaronder de kans op mogelijk lichtvaardig gebruik) en met de aanbevelingen die in de verschillende rapportages gedaan zijn;
5. Bevorder dat in opleiding in training binnen het LSOP en binnen de korpsen de in deze rapportage gesignaleerde aandachtspunten ook daadwerkelijk aandacht krijgen;
6. Bevorder dat in korpsen waar sprake is van opvallend gebruik van pepperspray in "bijzondere situaties" (geïmproviseerd gebruik, gebruik tegen geboeide verdachten, gebruik aan het bureau) extra aandacht besteed wordt aan het politie-optreden in dergelijke situaties;
7. Bevorder dat binnen regio's als good practice aangemerkte werkwijzen toepassen;
8. Bevorder dat, zoals eerder aanbevolen, politiekorpsen expliciet eenduidige regels opstellen over het meenemen/ bewaren van pepperspray na afloop van de dienst;
9. Onderzoek welke alternatieve middelen geschikter zijn dan pepperspray om reeds geboeide, agressieve verdachten (verder) onder controle te brengen;
10. Houd bij toekomstige wijzigingen in bewapening of uitrusting nadrukkelijk rekening met de ervaringen opgedaan met de introductie van pepperspray bij de Nederlandse politie en met de gesignaleerde good practice.